woensdag 11 maart 2009

Lessenserie Groep 3 Heksen

Heksen

Les 1: Verhaal ‘De Boze Heks’

Doel:
Het doel van deze les is het onderwerp van de lessenserie introduceren en te inventariseren wat de kinderen al weten van dit onderwerp.

Inleiding:
Je vertelt de kinderen dat jullie een project gaan doen met als thema ‘Heksen’. Dan lees je het verhaal van de boze heks voor.

Kern:
Hierbij vraag je aan de kinderen wat er gebeurde in het verhaal. Probeer samen met de kinderen tot een korte samenvatting van het boek te komen. Ook vraag je aan de kinderen of de boze heks wel echt een boze heks was en waarom. Wie van de kinderen zou er wel een heks willen zijn? Waarom? Of waarom juist niet? Wat zouden de kinderen toveren wanneer ze een heks waren?

Afsluiting:
Om deze les af te sluiten heb je een (kleuter)gymzaal nodig. Je gebruikt het liedje op bijlage 1 en laat de kinderen één voor één heks zijn. Ze mogen zelf verzinnen waar ze de andere kinderen in om toveren. Als het liedje helemaal afgezongen is bewegen de kinderen zich even in het dier waarin ze omgetoverd zijn.

Les 2: Woordweb



Doel:
De kinderen verzinnen zoveel mogelijk woorden die met heksen te maken hebben.

Inleiding:
Alle kinderen krijgen bijlage 2 en vullen in elk vakje een woord in wat met heksen te maken heeft. Ondertussen tekent de leerkracht op het bord een groot spinnenweb.

Kern:
De kinderen gaan in groepjes van twee de woorden uitwisselen die ze hebben bedacht. Hierna worden de woorden die ze gevonden hebben aan de hele klas verteld, waarbij de leerkracht ze op het bord schrijft in het spinnenweb. De kinderen kijken of ze de woorden die ze opgeschreven hadden goed hadden geschreven.

Afsluiting:
De kinderen krijgen bijlage 3: de woordzoeker en gaan hier mee aan de slag. Wie als eerste klaar is krijgt een klein prijsje (heksenhyl).

Les 3: Toverspreuken

Doel:
De kinderen bedenken toverspreuken en schrijven deze op hun allermooist op in het grote toverboek.

Inleiding:
Je vraagt aan de kinderen of ze het liedje nog kennen wat je vorige les met ze gezongen hebt. Daarin zat ook een toverspreuk! Kan iemand deze toverspreuk opzeggen? Wat zal deze toverspreuk betekenen? Zal hij ook nog omgekeerd kunnen worden? En hoe onthoudt een heks al haar toverspreuken?

Kern:
Je legt aan de kinderen uit (wanneer ze hier zelf niet mee komen) dat een heks een boek heeft met toverspreuken. Omdat ze nu in een ‘heksenklas’ zitten gaan ze ook toverspreuken bedenken voor in het grote toverspreukenboek. Geef alle kinderen eerst bijlage 3. waarop ze een aantal spreuken kunnen bedenken. Geef ze daarna de tijd om samen met hun buurman/buurvrouw te overleggen welke spreuken er wel en welke er niet in het toverspreukenboek komen. Hierna krijgen ze een zwart vel papier, waar ze met zilveren of gouden stift hun toverspreuken op schrijven, maar ook hoe je weer gewoon kunt worden.

Afsluiting:
Een aantal kinderen vertellen welke toverspreuk ze hebben bedacht en wat deze toverspreuk met je doet. Ook vertellen ze van te voren hoe je weer gewoon kunt worden. Dan krijgen ze een heksenhoed op en zeggen hun toverspreuk. De klas gedraagt zich dan eventjes alsof ze betoverd zijn, wanneer de “heks” zijn/haar ‘gewoonwordspreuk’ weer zegt, zit de hele klas weer netjes op zijn stoel.

Afwerking van de les:
Van alle blaadjes met toverspreuken wordt een boek gemaakt. Om dit op een echt heksenboek te laten lijken, kun je een oud boek nemen en hier de toverspreuken inplakken. Daarna maak je een mooie kaft om het boek heen van zwarte nepbont met een nepspin erop. Resultaat: een heksentoverboek!

Les 4: Heksenversje

Doel:
Het doel van deze les is het aanleren van het liedje ‘zeven heksen’ aan de kinderen en hier bewegingen bij verzinnen.

Inleiding:
Je laat de kinderen een aantal keer het versje horen en begint dan samen met de kinderen het versje couplet voor couplet op te zeggen.

Kern:
Kies nu zeven kinderen uit die de heksen zijn. Het eerste kind dat je kiest doet couplet 1, de tweede couplet 2 etc. Wanneer het versje opgezegd is kies je zeven andere kinderen.

Als alle kinderen het versje goed kennen ga je er bewegingen bij verzinnen en materialen bij bedenken. Laat de kinderen het eerste couplet opzeggen en verzinnen welke materialen en bewegingen daarbij passen. (een grote ketel, grote lepel of stok, heksenhoeden, pijpenrager als regenwurm) Doe dit bij elk couplet en kijk met de kinderen of deze materialen te verzamelen zijn.

Afsluiting:
Uiteindelijk kun je dit versje opvoeren aan de ouders of als weeksluiting/maandsluiting gebruiken.

Les 5: Heksengym

Doel:
Lekker bewegen met het thema heksen.

Inleiding:
Rondvliegen op stokken. Met behulp van toverbelletjes een afspraak voor stilte maken. Je kunt kris-kras vliegen, maar ook allemaal achter elkaar aan. Hoog, laag, vlug of langzaam.

Kern:
Weg met de toverstok. Opstelling: Eén speler (de heks) is tikker en staat in een hoek van de speelzaal. De anderen (de plaagkabouters) staan verspreid in de zaal. Eén van hen (de opperplaagkabouter) heeft een (tover-) stok bij de uiteindes vast. (dat is vooral voor de veiligheid) De kabouters geven de stok horizontaal aan elkaar door. Juf geeft aan wanneer de heks komt om haar toverstok terug te eisen, de heks probeert de opperplaagkabouter te tikken. Dat valt niet mee want telkens is een andere kabouter de opperplaagkabouter. Afspraak: je mag niet gooien met de stok. En je moet hem met twee handen vast houden.

Afsluiting:
De slapende heks. Allemaal in een kring, de heks zit met een blinddoek in het midden. Rondom haar staan wat van haar spulletjes. Op aanwijzen van de juf nemen sommige kinderen iets weg. Dan mag de heks kijken en zeggen wat er weg is, heeft ze het goed dan wordt het er weer bij gelegd. Raad ze het niet dan kunnen er aanwijzingen gegeven worden.

Les 6: De heksen rekenles


Doel:
Kinderen meetactiviteiten uit laten voeren

Inleiding:
Het touw ligt midden in de kring. Je vertelt dat je ’s ochtends wakker werd en dat het touw naast je bed lag. Er zat een briefje bij waarop stond dat het touw een tovertouw is en dat het kan praten als je hem levend maakt.Op het briefje staat welke toverspreuk je moet zeggen om hem te laten praten. Zullen we het proberen?
1 stap naar voren, 2 stapjes vlug
kruip onder het touw en dan weer terug
touw, touw, tovertouw
spreek je nou?

Kern:
Met de kinderen zeg je de toverspreuk en voer je de bewegingen uit. Natuurlijk begint het touw te praten.
- Het touw wedt met de kinderen dat hij langer is dan alle kinderen bij elkaar
- Het touw wedt met de kinderen dat hij langer is dan 5 kinderen
- Het touw wedt dat alle kinderen in hem kunnen staan
- Het touw wedt dat hij … keer om de ….. (boom, kast enz) heen past.
- Het touw wedt dat hij in …. keer aan het einde van de gang is
- Enz.
Steeds wordt er geschat of het touw gelijk zal hebben of niet. Daarna vindt de meetactiviteit plaats, om uit te vinden wie er gelijk had.

Les 7: Lezen

Doel:
Het kunnen verwoorden van wat de kinderen gelezen hebben.

Inleiding:
Vertel aan de kinderen dat ze aan de slag gaan met boeken. Dit gaan ze doen in vier groepen (of er moeten meer heksenboeken op het niveau van de klas zijn). Wanneer ze de boekjes gelezen hebben moeten ze in de andere groepjes vertellen waar hun boekje over ging.

Kern:
De kinderen lezen de boekjes in hun groepje.

Afsluiting:
Je geeft de kinderen in elk groepje een nummer. Alle nummers 1 gaan bij elkaar zitten, alle nummers 2 etc. In deze groepjes vertellen de kinderen waar hun boekje over ging. Zij zijn experts op het gebied van hun boekje.


De Heksenhoek

Een heksenhoek kan je maken met behulp van zwart landbouwplastic. Met een groot heksentoverboek waarin de zelfbedachte toverspreuken in staan (les 2). Recepten voor toverdrank maken.In de heksenhoek zijn natuurlijk volop verkleedspullen, een grote heksenketel op een hele berg kreupelhout, met glimmende rode, oranje en gele (cellofaan) vlammen.

Vul potjes met:
- Spinnenpootjes (zwarte pijpenragers),
- sprinkhaanvleugeltjes (vruchtjes van de esdoorn),
- giftige paddenstoelen (champignons),
- ogen van een hagedis (erwten)
- varkens hersentjes (macaroni)
- verstijfde wormen (halve stengels spaghetti)
- dode vliegen (rozijnen)
- stof (gemberpoeder)
- nageltjes van een zieke kip (rijst)
- rattenstaartjes (dunne sliertjes leer)
- haren uit een reuzenbaard (cocos-touw)
- veren van een valse valk (plumeau veertjes)
- toverzout (zout met glitter),
- elfentraantjes (lichtblauw ecoline water),
- slakkenogen (kruidnagel),
- drakenbloed (groen ecoline water)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten